woensdag 27 augustus 2008

Fatima El Haram

Voor ik de deur open doe kijk ik nog één keer in de spiegel. Ik trek mijn witte blouse recht en wrijf even zachtjes over mijn platte buik. Daarna gaan mijn handen naar de zwarte wijde rok die ik draag en wrijf wat denkbeeldige pluisjes er vanaf. Als laatste trek ik mijn hoofddoek nog wat verder over mijn voorhoofd. Ik ben moslima en draag de daarbij behorende kleding en hoofddoek, niemand weet wat daaronder zit en dat is maar goed ook. Als ze dat wisten zou de hel op aarde losbreken denk ik bij mezelf.

Ik open de deur naar de kamer die, zoals elke zaterdag, vol zit met bezoek. Het is al een uur of tien 's avonds maar mijn nichtjes en neefjes van 4 rennen nog vrolijk rond. Ik vind dat kinderen van die leeftijd allang in bed horen te liggen maar mijn tante leeft met de gedachte dat als de kinderen het zat zijn ze vanzelf wel in slaap vallen. Ik loop de gang in en begroet de aanwezige gasten met Selam Aleikum terwijl ik snel mijn jas aan trek. Ik wil, voor alle familieleden vragen beginnen te stellen, de deur uit zijn. Mijn tante is mij voor en vraagt mij of er al om mijn hand is gevraagd. Ik haal mijn schouders op terwijl ik de knop van de buitendeur vastpak en met mijn hoofd gebaar dat ik echt weg moet.

Normaal gesproken kom ik alleen niet verder dan deze deur maar mijn ouders heb ik vanmiddag al ingelicht dat ik vanavond met het buurmeisje wegga. Ik ben 18 en dus de huwbare leeftijd in onze gemeenschap. Ik denk nog lang niet aan trouwen maar mijn ouders wel en zijn bang dat ik bevlekt zal raken. Ik mag dus niet zonder mannelijke begeleiding de deur uit. Het maakt niet uit of die begeleiding mijn broertje van 3 maanden is of mijn seniele opa van 96.
Opa woont bij ons in de flat op 4 hoog, is slecht ter been, heeft staar, dementeerd en is aan 1 oor doof. Hij kan niks. Vorig jaar nog zijn we van onze oude flat zonder lift naar deze flat met lift verhuisd. Mijn opa kon het niet meer aan om zoveel trappen te lopen. Ikzelf denk meer dat mijn ouders het zat waren om opa steeds naar boven te slepen en vervolgens weer naar beneden te lopen om zijn rolstoel uit de portiek te halen. Een paar keer hadden mijn ouders het gewaagd om de rolstoel onder de trap te parkeren maar keer op keer was deze binnen een uur weggeweest. Mijn vader reageerde tamelijk laconiek op dat nieuws:"Er was vast iemand die hem nodig had."
Vanuit mijn oogpunt zijn er nu een aantal jongens van een jaar of 16 die een paar uur lol hebben gehad door met de rolstoel van de nabijgelegen geluidswal te crossen, maar het kan natuurlijk ook dat half Turkije spontaan problemen met lopen kreeg en behoefte aan een rolstoel had.

Dat wij vervolgens verhuisden en naast onze oom en tante, die al 20 jaar in die flat wonen, kwamen te wonen was logisch. Op mijn vraag of opa niet gewoon bij hen had kunnen gaan wonen werd mij verteld dat dit een mannenzaak was en ik me er dus niet mee moest bemoeien.
Nadat ik eens geklaagd had dat ik het thuiszitten zat was besloten mijn ouders dat het een leuk, en belangrijker nog, veilig uitje voor mij was om mijn oom Okan te helpen in 'zijn zaak'.

Oom Okan is binnen onze familie een held. Niet omdat hij een geleerd man is, hij heeft niet eens de basisschool afgemaakt, maar omdat hij een eigen zaak heeft. Hij heeft een eigen bakkerij. Dat deze zaak niet meer is dan een kraakpand met daarin 1 tafel waarop een stuk op 10 combimagnetrons staan is van ondergeschikt belang. In die magnetrons bakt mijn oom het brood dat zijn vrouw vanaf een uur of 3 smorgens bereid.
Toen mijn oom de zaak net begonnen was, een jaar op 12 geleden, werden mijn broertje Hakan en ik erop uit gestuurd om bij oom Okan "met de eigen zaak" brood te gaan kopen. Binnengekomen keek mijn broertje eens rond en vroeg mijn oom hoe het toch kwam dat er op de magnetron die er stond dezelfde sticker van zijn basisschool zat als op de onze die, na een bezoek van Oom Okan en zijn vrouw Ayse, spoorloos was verdwenen. Het onomwonden antwoord van mijn oom was een keiharde klap waar mijn broertje drie weken scheel kijken en een permanente piep in zijn oor aan overhield.
Toen mijn ouders oom Okan vervolgens aanspraken op de piep in het oor van Hakan verklaarde hij dat Hakan nog jong was en dat het dus wel dicht zou groeien. Waarbij hij mijn ouders aankeek alsof ze dat zelf ook wel hadden kunnen bedenken.

Na enige jaren kwam echter de oplossing voor de piep in Hakan's oor, althans dat vond hijzelf. Op een dag kwam hij gloeiend van trots thuis uit school. Een jongetje uit zijn klas, wat hoogbegaafd is, had een spreekbeurt gehouden over hoogsensitiviteit en had uitgelegd dat mensen die dit hebben vaak geluiden horen die anderen niet horen. Bijvoorbeeld die piep van een op standby staande tv. Hakan herkende zichzelf hier natuurlijk meteen in en vertelde het vol trots aan mijn ouders. Aangezien niemand bij ons in de familie ooit van het woord had gehoord, de meesten gebruiken niet eens woorden met meer dan 2 lettergrepen, was er niemand die het weerlegde en dus is mijn broertje sinds die tijd bijzonder want hij heeft "hoogsenstijd".
En zoeken wij ons elke avond een ongeluk naar het apparaat wat de piep in Hakans oor veroorzaakt.

Het buurmeisje staat al voor de deur van ons huis op me te wachten. Ook zij is gekleed in een lange wijde rok, een trui en een hoofddoek. Vrolijk babbelend lopen we over de galerij, dat wat we nu gaan doen een doodzonde is vergeten we al snel.

Gelukkig zijn er weinig mensen op straat, het is grauw, grijs en koud. Snel lopen we richting de oude school aan het eind van onze wijk. Ik hoop dat ook daar niemand is en, belangrijker nog, dat onze spullen niet nat zijn geworden en er nog liggen. Bij de school aangekomen kijken we om ons heen of er niemand is vervolgens trekt eerst Hatice, mijn buurmeisje, haar hoofddoek af. Vanonder haar hoofddoek verschijnt een bos lange krullen die tot zeker midden op haar rug hangt. Als mijn hoofddoek afglijdt ziet Hatice mijn kunstig opgestoken haar en trekt vervolgens een klein spuitbusje uit de zak met spullen die we smiddags in de bosjes hebben verstopt. Het is glitterspray en ze begint kwistig te sprayen.
Nogmaals kijken we spiedend om ons heen en dan gaan ook de lange rok en de trui uit en verschijnt er bij Hatice een minirokje met een haltertopje en bij mij een strakke spijkerbroek met een topje zonder bandjes.
We zijn klaar om de kroeg in te gaan!

Sinds een aantal maanden gaan Hatice en ik elk weekend samen stappen. Stiekem natuurlijk, we mogen niet eens onbegeleid naar de supermarkt laat staan naar de kroeg. Vorige week zaterdag hadden we gezegd dat we bij een nichtje van Hatice in Amsterdam zouden gaan slapen om zo te kunnen stappen in Amsterdam. We waren al vroeg vertrokken om in Amsterdam eerst een passende outfit te kunnen kopen, we hadden een hotelkamer gehuurd en daar maakten we ons klaar om het nachtleven van Amsterdam te gaan ontdekken. Vol in de makeup, met losse haren en veel te onthullende kleren wilden we het hotel uitlopen toen we de schrik van ons leven kregen.
Daar liepen mijn broers Ali en Mohammed met een aantal vrienden. We hadden helemaal over het hoofd gezien dat mijn broers zich wel vrij mochten bewegen en dus regelmatig in hun veel te gepimpte audi half dronken en stoned in Amsterdam gingen stappen. Gelukkig hadden mijn broers regelmatig tegen mij op zitten scheppen over de cafe's en discotheken die ze bezochten en dus was het geen moeilijke taak hen te ontwijken en hadden we de tijd van ons leven.

Deze zaterdag blijven we in onze eigen stad, het is simpelweg te lastig om jezelf een excuus voor 2 dagen te verschaffen. Gearmd lopen Hatice en ik richting het centrum waar we hebben afgesproken met een paar Nederlandse jongens die al vanaf de basisschool bij ons in de klas zitten. Ook dit is bij ons thuis een doodzonde. Je spreekt niet met mannen af en al helemaal niet met Nederlanders, die verkrachtten en vermoorden je voor je boe of bah kan zeggen, volgens mijn moeder. Als snel zien we vanuit de verte het groepje staan en 2 jongens vliegen onze kant op. Het zijn Michael en Kevin, onze vriendjes. Wederom een doodzonde dat we die hebben natuurlijk. Dat ik Kevin al zo'n 14 jaar ken en dat mijn familie hem al even lang kent en hem een voorbeeldige jongen vind doet niet af aan het feit dat hij Hollander is en dus niet geschikt voor mij.

Met z'n allen vertrekken we richting ons lievelingscafe en al snel staan we op de dansvloer steeds schigtig om ons heen kijkend of we geen familieleden tegenkomen.
We hebben geluk en komen zonder kleerscheuren de avond door. Als de lichten aangaan haastten Hatice en ik ons naar de oude school. Hier hijzen we ons weer in onze 'moslimoutfits' en vertrekken richting huis.
Iedere stap die ik in de richting van onze kleine, overbevolkte flat zet word de kriebel in mijn buik erger. Hatice fluistert me toe dat ze hoopt dat haar ouders al slapen, dan valt de tijd dat we thuiskomen niet zo op. Ik hoop precies hetzelfde. Ik weet dat wat wij doen in de ogen van onze familie fout is, dat wij er geen kwaad in zien en dat we over deze verschillende visies nooit zullen kunnen praten laat staan het erover eens worden.
Als we bij de flat aankomen zie ik dat alle lampen uit zijn, gelukkig iedereen slaapt! Zachtjes lopen we over de galerij en bij de voordeuren kijken we elkaar nog 1 keer bezweerderig aan en vervolgens verdwijnen we allebei in het portaal.

Ik schrik me kapot, het licht in de woonkamer is aan en ik hoor gedempte stemmen. Zou één van mijn talrijke broers, ooms, neven of vrienden ervan ons gezien hebben? Wat moet ik als excuus aanbrengen om met dit tijdstip weg te komen? Ik hoop dat, wie er dan ook in de kamer zit, de alcohol en rook niet zal ruiken, al lijkt dat onontkoombaar. Ik ruik mezelf enorm.
Als ik stiekem mijn kamer in wil glippen hoor ik de zware stem van mijn vader mijn naam roepen. Vertwijfeld blijf ik met de deurklink van mijn kamer in mijn hand staan. Dan hoor ik het weer roepen en draai me langzaam richting de woonkamer. Duizenden vragen, excuses, antwoorden en smoesjes schieten door mijn hoofd. Ik open de deur van de woonkamer en zie mijn moeder, vader en broers daar zitten. Ze kijken verre van vrolijk en om hen geen enkele kans te geven besluit ik het heft in eigen hand te nemen.

"Ik ben zwanger van een Hollander", gil ik. Ik kijk een seconde naar hun verbouwereerde gezichten en draai me dan, als in trance, om. Ik pak mijn jas, open de buitendeur en terwijl ik de deur achter mij dichtdoe hoor ik mijn familie door elkaar heenschreeuwen en mij roepen. Ik kijk niet achterom maar hoor de voordeur opengaan en mijn broer Mohammed roept dat als ik niet onmiddelijk terug kom hij me zal komen halen.
Ik versnel mijn pas en ren de trappen af naar beneden. Ik hoor de voetstappen van mijn broers achter mij in het lege, holle trappenhuis. Ze roepen me allerlei verwensingen toe maar ik vertraag geen seconde.

Buiten adem kom ik beneden, ik kijk om mij heen en zie een wachtende taxi van een centrale die ik niet ken. Ik spring erin en schreeuw tegen de chauffeur dat hij moet gaan rijden. Mijn broer Ali grijpt de hendel van de deur maar op dat moment geeft de chauffeur zoveel gas dat Ali met een schreeuw loslaat en naar zijn voet grijpt. Geschrokken trapt de chauffeur op de rem en ik gil dat hij moet rijden. Als hij mij vraagt waarheen zeg ik dat het niets uitmaakt. Ga weg, als ze ons nu te pakken krijgen is ook de chauffeur in hun ogen medeplichtig en zijn leven niet zeker. De chauffeur geeft gas en rijdt weg.

Geen opmerkingen: